De op één na laatste dag van juli. Buienradar voorspelde temperaturen tot vijfentwintig graden aan de kust. Een strakblauwe hemel en een aangenaam briesje van zee, dus de ideale dag om een dagje aan het strand door te brengen. De laatste drie kilometer van het fietspad voert door de waterleidingduinen. Overbevolkt door damherten waar ik met soms halsbrekende toeren tussendoor moet slalommen.
Een bok, die ik aan zijn vlekkentekening meen te herkennen staat mij alweer uit te dagen. In gedachten waarschuw ik hem dat ik dit jaar met Kerstmis wild op tafel wil zetten. De bok schraapt nog eenmaal met zijn hoef over het fietspad en kiest dan toch het hazenpad. De laatste anderhalve kilometer van het fietspad is altijd een goede indicatie voor de drukte op het strand. De officiële parkeerplaats biedt ruimte aan zeker 400 auto’s, maar op mooie dagen is dat bij lange na niet genoeg.
Dan staan de auto’s al ruim een kilometer voor de parkeerplaats aan beide zijden van de weg in de berm geparkeerd. Parkeerverbod of niet. Ik fietste er rond half elf. Geen auto’s in de berm en de parkeerplaats nog voor een derde leeg. Dat betekent weinig mensen en dus veel ruimte en privacy op het strand. Het verbaast mij altijd weer dat de meeste mensen kuddedieren zijn.
Niet alleen omdat ik op het fietspad hele kuddes met wat ik noem rijwielterroristen tegenkom. Groepjes mannen en vrouwen in exact dezelfde outfit met exact dezelfde helmpjes, exact dezelfde zonnebril en vaak zelfs ook nog op exact dezelfde racefiets. Die daarbij dan ook nog het recht menen te hebben om met luide kreten of gescheld andere fietsers het medegebruik van het fietspad te kunnen ontzeggen. Kuddedieren.
Op het strand zie ik dat ook. Mannen en vrouwen vaak omringd met hordes kinderen en beladen met strandstoelen, koelboxen en garnalennetjes die de beklimming van het duin maar amper hebben overleefd om vervolgens, eenmaal over het duin, het moede lichaam meteen in het zand te laten zakken. Hutjemutje op elkaar. Als de ene familie zich omdraait, dan moet de volgende familie wel meedraaien om niet de tenen van de buren in hun neusgaten te krijgen.
En, bij elk vleugje wind ruik je drieëntwintig verschillende merken zonnebrandolie. Plus de mensen die dat niet gebruiken en waarbij het zweet van de duinoversteek penetrant te ruiken is. Fijn jongens, we zijn op het strand. Terwijl ik deze passages voor een mogelijke Oudejaarsconference liep te overwegen, kwam het naaktstrand steeds dichterbij. En het klopte. Ook hier ploft een groot deel van de naturisten meteen voorbij het bord ‘vrije strand’ meteen in het zand.
Ik loop honderd meter door en heb het rijk voor mij alleen. Op een persoon tegen de duinrand na. Ik liep nog twintig meter door en zette mijn tentje op en spreidde mijn hamamkleed en badhanddoek uit. Kleren uit. Ik voelde een paar ogen prikken. Ik ging rechtop staan en zag dat de persoon die twintig meter verderop lag een dame was die met gestrekte armen half achterover lag. Ze keek mij inderdaad aan.
Beleefd als ik ben knikte ik en zei: 'Goedemorgen'. ‘Goedemorgen', luidde het antwoord. Ik dook weer achter mijn tentje. Ik had een vriendin beloofd om het huurcontract van haar dochter even te bestuderen. Ik belde haar over mijn opmerkingen. Na het gesprek ging ik weer liggen. Uit mijn ooghoek zag ik mijn buurvrouw naar de vloedlijn lopen. Ik schatte haar ergens midden vijftig.
Niet meer zo strak in het vel als zij ooit ongetwijfeld had gezeten, maar nog steeds een zeer mooie vrouw met opvallend mooie, natuurlijke borsten. Toen zij terugkwam zag ik dat haar schaamheuvel een verzorgd streepje schaamhaar vertoonde. Ik vind dat eigenlijk wel heel mooi. Ik stopte mijn airdrops in en luisterde met gesloten ogen naar Arrow Classic Rock. ACDC zong over ‘a whole lot of Rosy, a whole lot of woman’. Was dat een voorbode?
Ik besloot dat het tijd was voor mijn eerste wandeling langs de vloedlijn. Bij terugkeer hoorde ik de ringtone van mijn iPhone vertellen dat Marion belde. Een heel gesprek over haar cafébezoek van gisteravond volgde. Marion is nogal lang van stof. Ongeduldig bewoog ik heen en weer achter mijn tentje. Na twintig minuten drukte ik op het rode cirkeltje. Airdrops weer in en mee trommelend met Brothers in arms van de Dire Straits.
Bij de gitaarsolo van Mark Knopfler zag ik een schaduw tegen mijn tentdoek. Mijn buurvrouw. Of zij wat mocht vragen. Maar natuurlijk. Of ik misschien zojuist stiekem foto’s van haar had genomen? Mijn buurvrouw die zich als Judith voorstelde, had mij nogal druk in de weer gezien met mijn telefoon. Ik verzekerde haar van mijn onschuld. Ik twijfelde. Ik twijfelde aan twee dingen.
Als eerste twijfelde ik of zij inderdaad had gedacht dat ik foto’s had genomen of dat zij gewoon om een praatje verlegen zat. En ik twijfelde of ik bij Judith in de smaak was gevallen. Iets in haar lichaamstaal wekte die indruk. Dat ‘je en sais quoi’. Judith vertelde bijna dertig jaar als stewardess voor de KLM te hebben gevlogen, terwijl zij een hekel aan reizen zei te hebben.
Verder bekende Judith dat zij pas sinds een maand naar het naaktstrand ging. Ik zei haar moed te bewonderen. Judith had haar vraag gesteld, omdat zij hier een paar vreemde vogels had zien rondlopen. Een paar zouden al vrouwonvriendelijke opmerkingen over haar ‘tieten’ hebben gemaakt. Tieten die Judith zelfs opeens iets nadrukkelijker liet uitkomen. En inderdaad ze waren mooi.
Ik bood Judith mijn badhanddoek aan waar zij haar licht verbrande billen op liet neerdalen. Onwillekeurig bekeek ik haar van top tot teen. Judith deed exact hetzelfde bij mij. Na iets meer dan een half uur stond Judith op. Ze voelde de zon inbranden op haar blanke huid. ‘Tijd om me aan te kleden en naar huis te gaan.' ‘Dus je komt hier vaker?’ 'Twee of drie keer per week.' ‘Dan zie ik jou vast nog wel een keertje. Kunnen we misschien samen die wandeling langs de vloedlijn maken.’
Judith had mij dus met haar ogen gevolgd. ‘Dan geef ik jou ook mijn visitekaartje.‘ Ik was benieuwd wat er op dat kaartje zal staan.