De wereld draait door
Ingezonden door Twan
In het werkzame deel binnen onze maatschappij gelden heel veel geschreven, maar ook ongeschreven regels. Dat loopt uiteen van een concurrentiebeding tot onverenigbare functies. Komt de eerste categorie eigenlijk alleen in het bedrijfs-leven voor, zo wordt de tweede categorie vrijwel alleen binnen de overheid gehanteerd. Daar wil het zoveel zeggen als dat het niet mogelijk of gewenst is om twee of meer functies door dezelfde persoon te laten bekleden vanwege het gevaar van belangenverstrengeling.
Bijvoorbeeld een dienstverband binnen de overheid en één in het bedrijfsleven kan heel gevoelig liggen. Wat te denken van de gemeenteambtenaar van de afdeling Grondzaken die daarnaast parttime als planner of calculator bij een groot bouwbedrijf of als inkoper van bouwgrond bij een projectontwikkelaar werkt? Binnen de (Rijks)overheid bestaan er zelfs lijsten van functies die niet door één en dezelfde persoon mogen worden vervuld. Wat mij altijd is blijven verbazen, is dat die regels in de dagelijkse praktijk alleen voor lagere ambtenaren lijken te worden gehanteerd.
Het wordt nog net niet heel normaal gevonden dat leden van de eerste en de tweede kamer naast hun Kamerlidmaat-schap ook nog één of zelfs meerdere functies, meestal in het het bedrijfsleven, met elkaar weten en mogen te combi-neren. Sterker nog; dat wordt zelfs gepropageerd om daarmee niet 'de aansluiting met de maatschappij’ te verliezen. Nog zo eentje. Leden van de rechterlijke macht zijn in Nederland wettelijk verplicht om nevenfuncties te melden. Al dan niet verenigbaar.
Niemand protesteert echter als vervolgens een rechter of officier van justitie daarnaast ook nog eens een aantal dagde-len per week als advocaat optreedt. Enige jaren geleden alweer bleek dat het merendeel van rechters met nevenfuncties collectief weigerden deze openbaar te maken. Daar kwamen de edelachtbaren ook nog eens gewoon mee weg. Wie had hen eventueel moeten veroordelen? Hun directe collega met mogelijk zelf een bijbaan? Het is een rare wereld. Bij veel overheidsdiensten wordt er voorafgaand aan het in dienst nemen een antecedenten- en milieu-onderzoek uitgevoerd.
Slaagt een kandidaat niet voor die toets dan volgt er geen aanstelling. Althans zo zou het in de praktijk moeten werken. Hoe anders is die praktijk soms? Een hele tijd geleden vervulde ik een leidinggevende overheidsfunctie binnen een landelijke organisatie. Mijn standplaats was één van de vier grote steden. De grootte van deze organisatie zorgde ervoor dat er dagelijks tussen de zestig en honderd personen in- en uitgeleid werden. Vanuit het hele land reden busjes met één of meer inzittenden af en aan.
Vaak moest het begeleidend personeel een aantal uren wachten voordat aan de reis naar de plaats van herkomst kon worden begonnen. Mijn standplaats mocht zich de gelukkige eigenaar van een bekende rosse buurt in het centrum noemen. Het was een bekend fenomeen dat het begeleidend personeel, dat soms helemaal uit Groningen of Zuid- Limburg kwam, vaak meer dan twee of drie uur op hun passagier(s) moesten wachten. Vaak werd dan de bedrijfskleding verruild voor privé kleding.
Met een zak vol muntgeld werd dan op de hoek van de straat de tram naar het centrum van de stad genomen. Iedereen wist dat dat een retourtje peepshow zou worden. Zo kon het gebeuren dat ik achter mijn bureau werd aangesproken door twee medewerkers, die net terugkwamen van hun bezoek aan het centrum, vonden dat ik iets moest weten. Met mijn kamerdeur dicht kwam hun mededeling. De heren waren daar en daar bij die en die peepshow geweest. Dat ging perfect totdat een zekere dame zich op het draaiplateau neervlijde.
Deze dame kwam de heren wel erg bekend voor en daarmee kwam ik als leidinggevende in beeld. De dame in kwestie was één van mijn medewerkers! Dit was nu weer typisch iets dat mij moest overkomen. Je had gewoon van dat soort dagen. In de anderhalf jaar die ik inmiddels binnen het bedrijf werkte had ik -dacht ik- de meest gekke situaties wel voorbij zien komen, maar deze was toch nog weer nieuw. Ik kon zelf niet zo snel een plan van aanpak verzinnen, dus riep ik telefonisch de hulp van mijn personeelsconsulent van het hoofdkantoor in.
Zijn advies was eigenlijk dat ik maar één ding kon doen, namelijk controleren of de beweringen juist waren. Vanwege het delicate karakter van de situatie vroeg ik de personeelsconsulent mij daarbij te vergezellen. Zo gezegd, zo gedaan. Wij spraken af dat we elkaar bij een bepaalde bushalte zouden ontmoeten. Met een handvol kleingeld liepen wij de rosse buurt in. Wij gingen bij de genoemde peepshow naar binnen. De beheerder keek erg vreemd op toen wij bij het wisselen van papiergeld in muntgeld om een bewijs van betaling vroegen.
Ik vermoed dat er niet veel organisaties bestaan die in een peepshow gemaakte onkosten als kostenpost accepteren. De onze wel, maar dan natuurlijk wel met een nauwkeurige toelichting. Wij kozen elk een hokje uit en gooiden onze eerste munten in de gleuf. Nadat dame twee of drie haar kunsten en flexibiliteit had getoond, verscheen de volgende dame tussen de gordijnen. Er was geen twijfel mogelijk. Dit was mijn medewerkster D. Alles leek goed en vlekkeloos te gaan totdat D. en ik oogcontact kregen. Nog niet eerder had ik iemand zo wit weg zien trekken.
Nu onze missie volbracht was, maakten de personeelsconsulent en ik ons bekend aan de beheerder van het etablisse-ment. Die was nog maar amper bekomen van ons verzoek om een bonnetje. Nu stonden wij alweer voor hem met het verzoek om de dame, die nu op de draaischijf lag, dadelijk even apart te kunnen spreken. Weigeren was geen optie. Zoveel begreep de beheerder ook wel. D., die na haar optreden nog wel snel wat meer kleding had aangetrokken, kwam nog steeds krijtwit en met angst in haar ogen het kamertje binnen lopen.
Aangezien de situatie volstrekt duidelijk was, had ontkennen of bagatelliseren geen enkele zin. Conform de vooraf besproken procedure zei ik D. een onmiddellijke schorsing aan. Ook deelde ik mee dat ik mijn leidinggevende zou adviseren om een intern onderzoek naar het voorval in te stellen. D. kon zich verder aankleden en het pand verlaten. D. volgde die aanwijzing wijselijk op. Binnen onze organisatie bestond een speciale afdeling die zich vrijwel alleen met interne onderzoeken bezig hield. Na onderzoek bracht hun rapport schokkende feiten aan het licht.
D. was destijds als medewerkster aangenomen in een periode waarin er vanuit politiek oogpunt erg werd gehecht aan de instroom van vrouwen en mensen met een allochtone achtergrond. Vanwege de voortgang in het vereiste opleidings-traject had personeelszaken even ‘wat extra gas’ gegeven om de al geplande opleiding op tijd te kunnen laten beginnen. Dat ‘gas geven’ had ondermeer ingehouden dat het uitvoeren van het verplichte antecedenten- en milieuonderzoek voor de laatkomers even werd ‘geparkeerd’. Dat zou ooit nog wel eens uitgevoerd worden.
Het interne onderzoek had pijnlijk blootgelegd dat beide onderzoeken niet alleen bij D., die al meer dan één jaar in prak-tische dienst was, nog steeds niet was uitgevoerd. Dat bleek voor meerdere collega’s van haar jaargang te gelden. Voor-lopig waren die onderzoeken vooralsnog alleen ten aanzien van D. uitgevoerd. De staat van dienst van D. bleek opmer-kelijk. D., een dame van amper dertig jaar oud, had al een aanzienlijke conduitestaat binnen de wereld van 'seks voor geld' opgebouwd. Zij was al in diverse onderdelen werkzaam geweest.
Wat mij achteraf misschien nog wel het meest heeft verbaasd, was de reactie vanuit diverse onderdelen en lagen van mijn organisatie. Helaas bleek het toch nog noodzakelijk om op meerdere plaatsen en niveaus vanuit de organisatie uit te leggen dat de officiële werkzaamheden niet vielen te combineren met een baan in de prostitutie. Ik heb werkelijk geen idee hoeveel medewerkers heel snel hun bijbaantjes hebben opgezegd. Voor D. is het niet goed afgelopen. Zij kon niet met een dienstbusje, maar met lijn 24 van het GVB naar het UWV.
Beoordeel hieronder het verhaal